Hoe oud is het woord politiekeling?


Het woord progressieveling is ongeveer een halve eeuw oud. Het is afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord progressief. Vergelijkbare woordvormingen zijn alternatieveling, fanatiekeling, lieveling e.d.
Politiekeling is niet afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord politiek, maar van het zelfstandig naamwoord politiek.¹ Ik kwam politiekeling tweemaal tegen in Alleen tegen de wereld, de lezenswaardige biografie van Igor Cornelissen over Joop Zwart alias ‘de geheimzinnigste man van Nederland’, die begon als communist en eindigde als conservatief.

{p. 204} In het eerste nummer werden politici en journalisten ‘gesignaleerd’. Dat bleef Zwart tot kort voor zijn dood doen. Hij zette al die ‘politiekelingen’ en nepcommentatoren neerbuigend neer. In zijn ogen waren het oproerkraaiers die vanuit een veilige positie door de microfoon of via een schrijfmachine anderen opriepen heldendaden te verrichten.

{p. 225} De indruk wekken als zouden westelijke politiekelingen een soortgelijke oorlog tegen de Sovjet-Unie en het communisme voeren is praktisch een handreiking aan de vijand.²

Hier wordt politiekeling gebruikt als (informeel) synoniem van politicus, met in het eerste citaat een kennelijk ongunstige bijbetekenis.


Je zou verwachten dat politiekeling ongeveer even oud was als progressieveling, d.w.z. een halve eeuw. Maar het bleek twee keer zo oud:

… wie meent dat er toch ook bij onze handelspolitiek een ‘beginsel’ dient te zijn, wordt door hem uitgemaakt voor een ‘politiekeling’ en voor een ‘socialen kwakzalver’ …
(1908, Onze Eeuw, jg. 8, p. 149)

  … Maar het beginsel! Er dient toch een beginsel voor te zitten, een behoorlijk afgelijnd stelsel, een systeem … Aldus de politiekeling.
  De politiekeling, die van alles verstand heet te hebben, en die van niets in het bijzonder iets af weet. Die den schoolstrijd heeft aangebonden en nu weer de aandacht afleidt met kiesrechtfinessen, die niemand interesseeren.
(1908, Vragen van den dag (tijdschrift), p. 328)

  … En zou het niet zeer jammerlijk zijn, als de Regeerings-vertegenwoordiger, de eenige politiekeling onder de technische en administratieve adviseurs Zijner Excellentie, in de eerste vergadering van het nieuwe college een poover figuur sloeg? …
(21-12-1917, Bataviaasch Nieuwsblad)

En toen ik in de koele avondlucht naar huis liep, vroeg ik mij af, waarom die Geuzen-zoon Diepenhorst met zooveel fellen hartstocht partij gekozen had voor den roomsch-katholiek. Deze politieke politiekeling doet immers niets voor niets!
(04-11-1920, Het Volk)

In alle gevallen wist de politiek rijpe en gemeentelijk groote man op eene afwijking van een dertigste seconde na precies, uit welken hoek de wind woei … En hij dêe, wat een ander politiekeling zou hebben gedaan… hij ruimde de oppositie een zetel in de vergaderzaal van het gemeentebestuur …
(07-09-1922, De Sumatra Post)

Ook in deze vroege citaten is politiekeling een (informeel) synoniem van politicus, vaak echter met een negatieve connotatie (geslepen, berekenend). Hierbij past het label ‘pejoratief’.


1 Vgl. eeuweling, schipbreukeling, wellusteling e.d.



» Hoe oud is het woord progressieveling?
» index


Geplaatst op 31 oktober 2014.

© de 5e Verdieping 2014