Waarom heet de paardenbloem ‘paardenbloem’?


Paardenbloem
In het boek Die taal, die weet wat behandelt de bekende taalkundige Jan Stroop een groot aantal uiteenlopende onderwerpen. Het bevat ook een stuk over dialectnamen voor de paardenbloem. Het Nederlands kent er tientallen, meestal met een klein verspreidingsgebied.¹ In dit stukje beperk ik me tot de etymologie van paardenbloem zelf, namen als pisbloem en kettingbloem buiten beschouwing latend; daarvan is de etymologie onomstreden.

Dodonaeus
Als Rembert Dodoens in het Cruijdeboeck van 1554 de paardenbloem beschrijft, gebruikt hij nog niet de naam paardenbloem, maar een viertal andere namen: In Neerduytsch Papencruyt/ Honts roosen/ Canckerbloemen/ ende Scorftbloemen. In zijn kruidenboek van 1608 duikt echter ook paardenbloem op: De Peerdtsbloemen, anders Canckerbloemen oft Papencruyt ghenaemt.² Dit is voor zover ik weet de vroegste attestatie.

Paardenvoer
H. Kleijn schrijft in Planten en hun naam:

De naam Paardebloem kreeg zij omdat deze dieren de plant niet versmaden, evenmin als de varkens. Behalve Paarde(n)bloem, Paardsbloem en Peerdebloem, komen ook voor Hijngsteblom en Hijnstebloem (Hengstebloem), en wel in het Friese gebied. Dat het een gewild voer was voor deze dieren blijkt uit de namen Paarde(n)sla in het Duingebied, en Paardensalade op Schouwen.

Paardenkastanje
Jan Stroop noemt paardenbloem als paardenvoer “een dubieuze verklaring want de meningen over dat eetgedrag zijn verdeeld. Sommigen beweren dat paarden inderdaad dol zijn op paardebloem, weer anderen ontkennen dat.” Hij veronderstelt dat paarde(n)- in paarde(n)bloem een negatieve betekenis heeft – vergelijkbaar met honde(n)- in honde(n)weer en honde(n)bloem (de paardenbloem in Nedersaksische dialecten) – en dat voor paarde(n)- in paarde(n)kastanje hetzelfde geldt: de ‘wilde’, giftige paardenkastanje tegenover de tamme kastanje met zijn eetbare vruchten.³

Paardensla
Een rondje internet leert echter dat paarden beslist niet vies zijn van paardenbloemen; vandaar ook paardensla en paardensalade. En wat betreft paardenkastanje: die naam laat zich goed verklaren zonder pejoratieve betekenis, zie de wetenschappelijke naam Aesculus hippocastanum (witte paardenkastanje), Duits Rosskastanie, Engels horse chestnut, Deens, Noors hestekastanje.

Het lijkt me dat H. Kleijn een plausibele verklaring heeft gegeven: de paardenbloem kreeg zijn naam omdat de paarden “de plant niet versmaden”.




1 In de Dialectatlas staat een mooi kaartje.
2 Zie WNT, paardenbloem.
3 Deze verklaring is ook op Wikipedia te vinden: “De betekenis is vermoedelijk nutteloze of waardeloze bloem.” Daarentegen zegt de Duitstalige Wikipedia over de Duitse naam Rosskastanie: “Er beruht auf den der Edelkastanie optisch ähnlichen Samen, die von den Osmanen als Pferdefutter und als Heilmittel gegen Pferdehusten mitgeführt wurden […].” De bron is Schmeil-Fitschen, een Duitse flora.


Referenties
Rembert Dodoens (alias Dodonaeus), Cruijdtboeck, 1554, 1608.
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma paardenbloem (gepubliceerd in 1912).
H. Kleijn, Planten en hun naam, 1970. (Goed boek, te raadplegen via Etymologiebank.nl.)
Nicoline van der Sijs (red.), Dialectatlas van het Nederlands, 2011, p. 126-127. (Het hoofdstuk ‘Woorden’ is geschreven door Jan Stroop.)
Jan Stroop, Die taal, die weet wat, 2014, p. 179-184.



» De etymologie van dotterbloem.
» De etymologie van speenkruid.
» De etymologie van smeerwortel.
» index

» Etymologiebank: het lemma paardenbloem.
» Databank Meertens Instituut: paardenbloem, bladrozet.


Geplaatst op 6 november 2014, gewijzigd op 9 juni 2015.

© de 5e Verdieping 2014-2015