Rozig?


Mijn moeder was zeer roosig, zoo dat zij wat leggen ging.
(Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 30-08-1773)


Het dagverhaal van Aafje Gijsen is het dagboek van een welgestelde jongedame uit Zaandam. Op 30 augustus 1773 schrijft Aafje dat haar moeder zeer roosig (rozig) was en was gaan leggen (liggen). Rozig betekent hier ‘koortsig’. In dit geval slaat het op de roodachtige gelaatskleur bij koorts of verhoging, als de lichaamstemperatuur hoger is dan normaal. Van Dale labelt deze betekenis als ‘niet algemeen’.¹




1 Ook Fries roazich ‘(o.a.) koortsig’.


Referenties
Het dagverhaal van Aafje Gijsen, 1773-1775, toegelicht en van aantekeningen voorzien door J.W. van Sante.
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma rozig (gepubliceerd in 1922).
Wurdbok fan de Fryske taal (WFT), lemma roazich.



» Rozig ‘slaperig (v.d. buitenlucht)’.
» Rozig ‘vrolijk’.
» Uit Aafjes dagverhaal: loof van het hollen.
» Een 18e-eeuws uitje naar het galgenveld.
» De betekenis van /herenhúís/.
» index


Geplaatst op 28 mei 2014, het laatst gewijzigd op 7 oktober 2020.

© de 5e Verdieping 2014-2020