Waarom heet guichelheil ‘guichelheil’?


In ons land komen verschillende soorten guichelheil voor. Het bekendst is de ondersoort rood guichelheil (Anagallis arvensis subsp. arvensis). Dat is een klein plantje met rode bloempjes. Het is een zogenaamd akkeronkruid. Je kunt het vinden op open grond: in wegbermen, akkerranden, moestuinen en in de duinen. Het is helemaal niet zeldzaam.

Vroeger werden veel planten gebruikt als geneesmiddel. Niet alleen door kruidenvrouwtjes en kwakzalvers, maar ook door artsen en apothekers. Ook guichelheil was een artsenijkruid. Je kunt het zien aan -heil: iets dat heilzaam (gezond, geneeskrachtig) is, dat heelt (geneest).

rood guichelheil (foto: Wikipedia)

Het woord guichel betekende ‘gekte, dolheid’. Guichelheil werd onder andere gebruikt tegen hondsdolheid en hallucinaties. Een ander woord voor guichelheil was geckenheil. Nu zouden we guichelheil netjes een antipsychoticum noemen.

 

 

In de zomer van 1941 arriveerde Erik Hazelhoff Roelfzema in Londen. In Soldaat van Oranje schrijft hij dat de huizen aan Chester Square, waar op nr. 77 het secretariaat van koningin Wilhelmina gevestigd was, grotendeels leegstonden. Duitse bommen hadden gaten in de bebouwing geslagen. “Uit de barre steen, onverklaarbaar, groeiden gras en mos en een lichtgroen kruid met vuurrode bloempjes.” Vast rood guichelheil, scarlet pimpernel in het Engels.

 

 

Referenties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), lemma’s guichelheil en guichel (gepubliceerd in 1895).



» De etymologie van cranberry.
» De etymologie van dotterbloem.
» De etymologie van hoefblad.
» De etymologie van paardenbloem.
» De etymologie van smeerwortel.
» De etymologie van speenkruid.

» Etymologiebank: het lemma guichelheil.
» FLORON Verspreidingsatlas: rood guichelheil.


Geplaatst op 26 augustus 2010, gewijzigd op 7 juli 2017.

© de 5e Verdieping 2010-2017